Ga naar de hoofdcontent Pijl naar rechts pictogram

Het rauwe werk van Vera Wolsink toont opgroeien met horten en stoten

  • Vormgeving

Elk jaar brengt het magazine Metropolis M een Graduation Special uit, met daarin werk van verschillende alumni die afstudeerden als beeldend kunstenaar. Vera Wolsink studeerde af aan Illustration Design en is één van de alumni die in de special staat. Metropolis M stelde de kunstenaar de vraag: "Wat is het verhaal achter je werk?"

Het rauwe werk van Vera Wolsink toont opgroeien met horten en stoten

Een berustende, wat oudere figuur met gesloten ogen tilt een huilende hond op. Zijn puntige snoet is één en al verdriet. ‘Ik ben de opgetilde hond’ staat in onhandige letters onder de met houtskool getekende man geborduurd . Kinderlijk, zou je kunnen zeggen. Er ligt ook een boekje waarin cirkels (borden?) een terugkerend motief zijn in een verhaal dat over eten gaat. Het begint luchtig, maar gaandeweg gaat het steeds verder schuren. Zo blijkt dat mama haar eten in een eigen pan klaarmaakt, en het bewustzijn van de handelingen die nodig zijn om te eten wordt steeds dwingender. ‘Wij eten alles op hè, broertje/zusje, want wij zijn goede eters!’ Het perspectief wisselt, van kind naar adolescent. Hoeveel mag je eten? ‘Je moet nu wel op gaan passen.’ Eetproblemen, denk je als bezoeker.

Het ongemak hangt overal in, boven en tussen de afstudeerpresentatie van Vera Wolsink, als een verstikkende wolk van stuivend grafiet. Wolsink groeide op in de Achterhoek, en vanuit die toch wat beklemmende jeugd ontwikkelde ze een beeldtaal die enerzijds het kind laat vertellen en anderzijds dat kind juist sust of terecht wijst. Het uit zich in een zekere onhandigheid in de hantering van de materialen maar ook in poëtische zinnen.

Het werk gaat over met horten en stoten opgroeien, en die hobbels komen terug in de vormgeving van het werk. Er hangen kleine portretjes van getergde jongeren. Vlekken en vingerafdrukken bewust niet weggepoetst. Het is rauw, het is wat het is. Boekjes in een oplage van één exemplaar, met onvaste hand vervaardigd. In een grote tekening met duploblokken gaat het over identiteit, wat je wordt aangeleerd als je klein bent, absurde aannames en hoe je daartegen te verzetten. Wolsink gebruikt tekst als onderkoelde tegenhanger van het kinderlijke. Het verzet is soms ironisch. Wanneer is een lichaam als mannelijk te duiden? ‘Ik draag een kast: ik ben een man’, staat in hanenpoten onder de duploblokken. ‘Ik zocht lang naar mijn eigen stem en de waarde daarvan’, vertelt Wolsink. ‘Ik heb lang ontkend dat ik wil schrijven, want schrijven is confronterender dan tekenen. Bovendien paste het niet in mijn regels van wat kunst mag zijn.’ In deze presentatie heeft ze haar eigen symboliek een stem en woorden gegeven, hoe pijnlijk die soms ook mogen zijn.

Auteur: Inge Pollet, curator en dichter