Na een introductieperiode in het eerste jaar, sluiten studenten zich voor de rest van hun studie aan bij een van de zeven Tutor Bases. Dit is een leergroep, geleid door één tutor, gericht op thematische vragen en specifieke benaderingen. Elke Tutor Base heeft een eigen studioruimte waar studenten een individuele werkplek hebben. En waar de groep samenkomt voor gezamenlijke activiteiten, zoals group critiques.
In het eerste jaar van BEAR maak je kennis met het avontuur van studeren aan een kunstopleiding. Samen met ervaren makers uit het hedendaagse kunstenveld krijg je de ruimte om te experimenteren met materialen, technieken en ideeën. Je volgt lessen die zich richten op een specifiek medium of een bepaalde manier van werken. In iedere les komen maken en denken op een eigen manier samen. Artistieke en theoretische vakken zijn nooit een doel op zich, maar helpen je ontdekken wat ze kunnen betekenen voor jouw artistieke uitdrukking en ontwikkeling.
Je maakt ook kennis met het professionele veld. Dat gebeurt in de lessen, in theorieonderdelen en tijdens excursies. Alle activiteiten van het eerste jaar leggen de basis voor de jaren daarna: je ontwikkelt een manier van werken waarin het plezier van maken samengaat met een kritisch-reflectieve houding.
In BEAR 2 verschuif je van opdrachten naar meer zelfgestuurd experiment. Je bouwt verder op de vaardigheden en benaderingen die je in BEAR 1 hebt ontwikkeld. De verschillende onderdelen van het programma helpen je om keuzes te maken en een scherpere focus te vinden. Dat betekent dat je vragen of interesses leert formuleren en die vertaalt naar concrete stappen in je werkproces.
De opbouw van het jaar zorgt voor een voortdurende beweging tussen maken, experimenteren en reflecteren. En tussen individueel en gezamenlijk werken.
In BEAR 3 leer je hoe je een doorlopende lijn in je werk opbouwt. Je onderzoekt wat je projecten met elkaar verbindt en leert je ideeën duidelijker te verwoorden. Je reflecteert explicieter op je werkproces, je werk en de context waarin het bestaat of zou kunnen bestaan.
In dit jaar werk je zelfstandiger. Je tutor en andere docenten begeleiden je meer op afstand. Binnen Studio Practice and Research en Practitioners word je ondersteund bij het maken van goed onderbouwde keuzes: welke projecten je aangaat, welke kennis je nodig hebt en welke vaardigheden je verder moet ontwikkelen. Je leert de openheid van artistieke processen te begrijpen en te gebruiken om je eigen verwachtingen - en die van anderen - uit te dagen.
Een artistieke praktijk opbouwen vraagt om focus, vakmanschap en specialistische kennis, maar ook om nieuwsgierigheid en durf. In BEAR 4 werk je toe naar een afgerond geheel voor de afstudeertentoonstelling. Tegelijkertijd doe je verdiepend onderzoek naar je werk en positie als maker. Studeren in BEAR 4 betekent dat je op een drempel staat: je structureert je werkproces met academische zorgvuldigheid, terwijl je je voorbereidt op het veld waarin je straks gaat werken.
Het individuele werk van de student vormt de kern van BEAR 4. Hier komen alle lijnen van het programma samen. Je verdiept je praktijk via een gericht onderzoekstraject en ontwikkelt je materiaal- en techniekkennis verder - steeds volgend wat je werk nodig heeft. Omdat BEAR 4 het afstudeerjaar is, leer je ook praktische vaardigheden die nodig zijn in het professionele veld: van het aanvragen van fondsen en residenties tot het organiseren van je eigen kunstenaarschap en het starten van een onderneming.