Ga naar de hoofdcontent Pijl naar rechts pictogram
Foto: Stef Hulskamp
Foto: Stef Hulskamp

De eerste keer dat Vos iets doodde riep hij om zijn moeder.

Over Siep

Siep Hendriks (zij/hij/hen) schrijft, illustreert en werkt ook met cooperative storytelling in de vorm van TTRPGS (o.a. in de D&D-serie Aan Tafel). In het voorjaar van 2022 schreef hun de horrorroman VOS —over de donkere dingen die we doen voor de mensen van wie we houden, moeders én kannibalisme—en 2023 studeert ze af aan de Bacheloropleiding Creative Writing, terwijl hen al werkt aan een volgend boek. In al Sieps werk is hun liefde voor genrefictie duidelijk, compleet met een duister randje.  

Siep zelf: 'Schrijven is voor mij super-natuurlijk; ik ben gek op verhalen en het vertellen ervan. Ik schrijf vooral het soort verhalen die je traditioneel "genrefictie" zou noemen: horror, fantasy en magisch-realisme. Ook hecht ik belang aan het verbeteren van representatie met mijn werk—bijvoorbeeld LGBTQ+ rep. Maar bovenal schrijf ik om mooie verhalen te delen, om mensen te verwonderen én hen bang te maken. Het liefst alle drie!'

Over VOS

VOS: een slow-burn horrorroman die je twee keer zal laten nadenken voordat je weer in een hotel verblijft. Eefke Vrielink woont met haar zoon in het pittoreske, ultra-roze, Vlielandse Hotel Dageraad. Haar zoon, Vos. Vos, die iets met zich meedraagt. Een honger die niet te bedwingen is, en die de levens om hem heen in haar greep houdt. Kan tenslotte échte honger ooit gestild worden? In deze roman duikt Siep Hendriks in de relatie tussen ouders en hun kinderen, de duisternis die we met ons meedragen én hoe ver we wel niet gaan voor onze geliefden. 

Interesse in Sieps boek? Contacteer Siep via de hierbovenvermelde socials of bezoek de expositie van creative writing van 29 juni tot en met 3 juli in R.301 en R.302 in het Rietveldgebouw van ArtEZ in Arnhem. 

Omslagontwerp: Siep Hendriks

Uit VOS

Vos kijkt door het raam aan de boskant van zijn Drenkelingenhuisje—een zelfgebouwde hut op het strand—naar zijn kat, Koffie, die met een veldmuis speelt. Het gaat wel een halfuur zo door. Steeds rent de muis heen en weer, terwijl de zwarte kat er lui naartoe springt en hem terugtrekt. Een keer ontsnapt hij bijna en ziet Vos hem tussen het gras weg schieten. Koffie springt erachteraan. Hij komt terug met de muis in zijn bek, de nek tussen zijn tanden. De muis spartelt. De kat bijt door. Vos blijft kijken. Kijken hoe de kat de muis bijna ceremonieel op de grond legt en het hoofdje eraf bijt. Hoe een lange rode streng blijft hangen aan de nek, alsof het lichaam niet los wil laten. Hoe zijn kat het hoofd deels opeet. Kokhalst. Een deel weer uitspuugt. De muis die een paar minuten geleden nog door het gras rende ligt nu als een hoopje rood op wat dode bladeren. De kat loopt er van weg. Vos bedenkt zich hoe insecten en andere beestjes de muis verder zullen opeten. Dat de grond de restjes krijgt. Dat alles eet. Die gedachte bijt zich met scherpe tanden in hem vast. Hij staart naar de dode muis. Zijn slapen bonken. Zijn tanden ook.

Het gevoel laat hem voor nu met rust als hij geklop hoort op het luik. De enige manier in-of-uit zijn eigen Drenkelingenhuisje is het drijfhouten luik in de vloer. Nogmaals geklop.

'Vos?' Vos voelt een glimlach aan zijn mondhoeken trekken. Dante. Hij wurmt zichzelf uit zijn deken—die heb je hier nodig—en opent het luik. Het gebruinde gezicht van de tuin -en klusjesman van Hotel Dageraad, compleet met het soort baard dat nooit de vorm houdt die de drager wil, verschijnt in de opening. 'Jezus, gelukkig ben je hier.' Dante hijst zichzelf verder omhoog. Vos maakt plaats op de kussens. 'Ik heb iemand bij me,' zegt de man terwijl hij naar binnen klimt en in zijn rechterarm een nog smakkende Koffie onthult. Vos klopt op de deken en de zwarte kat loopt snel maar trots naar de schoot van zijn baasje. Daar draait hij drie rondjes, kneedt het bovenbeen van Vos met zijn nagels en krult zich op. Hij slaapt meteen.

Vos bedenkt zich hoe insecten en andere beestjes de muis verder zullen opeten. Dat de grond de restjes krijgt. Dat alles eet.

Is dat wat het is om in je slaap te sterven, denkt Vos. Opnieuw schudt Dante hem uit zijn gedachten door naast hem te gaan zitten. Vos houdt een stuk deken voor hem open. Dante wikkelt zich er dankbaar in en kriebelt Koffie achter zijn oor. 'Je moeder maakt zich zorgen,' zegt Dante zonder hem aan te kijken. Vos knikt en vouwt zijn armen over elkaar. Half tegen de kou, half uit protest. 'Mam maakt zich altijd zorgen,' kaatst hij terug. Dante grinnikt weer. 'Ja,' zegt hij terwijl hij Koffie achter zijn oor kriebelt en de kat dankbaar een pootje uitstrekt, waarvan de nagels het been van Vos in gaan, 'maar je geeft haar daar ook wel reden toe, toch?'

Vos kijkt naar de verre golven en zegt niets. Dante krabt aan zijn kin en vervolgt: 'Wat let je om na school even een appje te sturen, even te laten weten waar je bent?'

Vos zegt niks. Voelt zijn wangen een beetje warm worden. Dante stoot hem aan met zijn elleboog. Met een grijns wrijft Vos over zijn oh-zo-pijnlijke arm. Dante kijkt hem nog altijd afwachtend aan, maar er is een glinstering in zijn ogen geslopen. 'Je denkt?' 'Het is dom.' 'Waarschijnlijk,' zegt Dante, en Vos kijkt hem met grote ogen aan, 'maar zeg nou toch maar. Ik heb het koud.' Vos kijkt weer naar het strand. Er vliegt een vlieger zonder mens eraan voorbij. 'Ik kom hier juist graag als niemand weet dat ik er ben. Dan kan ik verdwijnen.' Dante is even stil. 'Dat snap ik wel,' zegt hij dan. Nu aait Vos Koffie en kijkt tegelijkertijd op naar Dante. Die heeft zijn ogen gericht op de zee. 'Dan voelt het alsof je echt alleen bent, toch?' Vos knikt. 'Alsof ik minder besta,' zegt hij, zachtjes. Hij weet niet zeker of hij wil dat Dante het hoort. Maar Dante knikt. Het mens van de vlieger komt voorbij gerend over het natte zand.

 

 

 

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op 2 juni 2022

Sta jij op deze pagina? En heb je een opmerking? Mail naar de redactie.