Ga naar de hoofdcontent Pijl naar rechts pictogram
Foto: Stef Hulskamp
Foto: Stef Hulskamp

 

Als je iemand vraagt in je arm te knijpen om te bevestigen dat wat er gebeurt een droom is, moet het dan per se pijn doen? Of is ook maar iets voelen al genoeg?

Over Ilse

Vroeger wilde Ilse van der Velde(n) vulkaanwachter worden, maar toen dat beroep niet bleek te bestaan, werd ze maar schrijver en performanceartiest. Ze groeide op in Kaatsheuvel, dichtbij de Efteling, waar haar liefde voor het vertellen van verhalen ontstond. Moeilijke thema’s als seksueel misbruik en huiselijk geweld worden aangestipt met humor, wat haar werk niet onnodig zwaarmoedig maakt. Ze won prijzen bij onder andere WriteNow! en Kunstbende en schreef artikelen voor DansendeBeren en Mister Motley. Ilses volgende project draagt de werktitel De Hennepplanten Hebben Bladluis en gaat over een verslaafde jongen die voor een vleesetende plant moet zorgen.

Over Rol

Een onderzoek naar de betrouwbaarheid van haar herinneringen aan seksueel misbruik resulteerde in Rol, een roman over Nate, een jonge twintiger voor wie ontkenning een beschermingsmechanisme is geworden. Met behulp van Trigger, een fictieve horrordetectivecartoon, zoekt hij uit of het misbruik in zijn jeugd echt plaats kan hebben gevonden. De roman gaat hand in hand met een performance waarin Ilse enkele uren opgerold in een tapijt doorbrengt.

Interesse in Ilses boek? Contacteer Ilse via de hierbovenvermelde socials of bezoek de expositie van creative writing van 29 juni tot en met 3 juli in R.301 en R.302 in het Rietveldgebouw van ArtEZ in Arnhem. 

Omslagontwerp: Benjamin Buitenhuis

Uit Rol

Op de magazijndeur zit een elektrisch slot. Drie verkeerde codes en het alarm gaat af. Ik tik de viercijferige code in. De laatste twee cijfers van de geboortejaren van Rachel en Matthias. Afgaande op de cijfercodes die mijn ouders overal voor gebruiken, is het alsof ze maar twee kinderen hebben.

De zaak ligt er stil bij, het magazijn nog stiller nu mijn ouders op vakantie zijn. De tl-lichten floepen aan zodra ik er een voet binnenzet. Links van me doemt de ene rij met stellingen op, rechts van me de ander, daartussenin het hoofdgangpad. Boven elke stelling hangt een gedateerd bordje van wat er te vinden is. Nog een bewijs dat ik eigenlijk niet zo meetel in de zaak. Zolang mijn ouders en Matthias het maar kunnen vinden, is het goed.

Ik volg het hoofdgangpad naar wat we ‘de achterzijde’ noemen. Daar staat de snijtafel en is een geïmproviseerd kantoortje, bestaande uit een bureau, een computer, een printer en een archiefkast. Onder de bureaustoel is de vloer lichter en bekrast. Dat komt door de wieltjes.
Ik stop bij de snijtafel. Voor de zoveelste keer vandaag betrap ik mezelf erop naar de brandmelder te kijken. Om mezelf gerust te stellen dat die nog op dezelfde plek zit als altijd, aan het plafond boven de snijtafel. Ik kan niet op de vloer onder de brandmelder hebben gelegen. De snijtafel is een groot gevaarte, onmogelijk in je eentje te verplaatsen. Niets wijst erop dat de tafel ooit ergens anders heeft gestaan.

Afgaande op de cijfercodes die mijn ouders overal voor gebruiken, is het alsof ze maar twee kinderen hebben.

Toch? Ik probeer het magazijn van vroeger voor me te zien. Er zijn nooit grote veranderingen aangebracht. De stellingen hebben altijd op deze plek gestaan, de kast met bestellingen ook, de papiercontainer, de gordijnen en gordijnbenodigdheden en de reststoffenbak. En het kantoortje? Dat is jaren terug hier ingericht. Het kantoortje in ons huis vond mijn vader toen opeens te klein en te ver weg.

Ik schud de twijfel van me af. Zo lang geleden is het nou ook weer niet dat dat kantoortje hier opgezet is. Ik schat een jaar of acht, korter misschien, maar niet langer. In de hallucinatie was ik zeker tien jaar jonger dan nu. De enige reden waarom ik twijfel over het kantoortje is omdat Hera die twijfel aangewakkerd heeft.

Iets zekerder van mezelf neem ik plaats achter het bureau. Matthias heeft, voordat hij vertrok naar een klant, een stapel administratief werk voor me achtergelaten op het bureau. Cijfertjes invoeren op de computer, het enige waar ik enigszins in uitblink.

Ik start de computer op. Windows meldt dat er een update beschikbaar is. Ik druk op ‘nu uitvoeren’. Terwijl ik wacht, snuffel ik door de overvolle pennenbak, die Rachel ooit op school heeft gemaakt voor Vaderdag. Ik strooi de pennen uit over het bureau. Op sommige zit geen dop meer, daarvan is de inkt uitgedroogd. Ik steel een A4’tje van de printer en test alle pennen op het papier. De uitgedroogde pennen leg ik naast het toetsenbord, de exemplaren die nog wel werken stop ik terug in de pennenbak.

Was het Katja, die zei dat je aan de krabbeltjes van mensen die pennen testen kunt aflezen hoe ze zich voelen? Met half dichtgeknepen ogen probeer ik een patroon te bespeuren in de krulletjes, maar behalve dat het allemaal krulletjes zijn, zie ik niets opmerkelijks.

Ik verfrommel het A4’tje en buk om het, samen met de uitgedroogde pennen, in het prullenbakje onder het bureau te gooien. Mijn lichaam registreert het eerder dan mijn hersenen de connectie maken. Ik knipper met mijn ogen, mijn lippen vormen een ‘o’, mijn hand met de pennen erin blijft in de lucht hangen alsof iemand me op pauze heeft gezet.

Die krassen op de vloer. Die kunnen niet van de bureaustoel zijn, daarvoor zitten ze te ver onder het bureau.

Die krassen zijn van mij.

Foto: Rianne Martinus

 

 

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op 2 juni 2022

Sta jij op deze pagina? En heb je een opmerking? Mail naar de redactie.